Telkens het laatste weekend van juni.
Ter info: mijn werkgebied zit in de eigen omgeving. Tuinen liggen dus in Heist-op-den-Berg, Westerlo, Laakdal, Herentals, Herenthout, Berlaar, Hulshout en andere omringende dorpen.
Anglesey Abbey in Cambridgeshire heeft iets heel mooi gemaakt: Prunus serrula, Cornus ‘Winter Beauty’ en Betula ‘Jacquemontii’ (foto’s komen van Alamy Stock). ’t Is een heel simpel en een heel eenvoudig schema, maar wel heel knap. Voorts staat er ook: Elaeagnus macrophylla, Stipa arundinacea en Festuca glauca.
Cotoneaster lacteus
Viburnum opulus
Carex oshimensis ‘Evergold’ en Ophiopogon planiscapus ‘Nigrescens.
Helleborus x hybridus
KLEUREN VAN TWIJGEN EN TAKKEN
De tuinmannen van Anglesey Abbey hebben in hun wintertuin vooral gekeken naar de tak- en twijgvorm en kleur.Voorts zie je meerstammige hoge struiken en bomen met bijzondere stamkleuren en zelfs stammen die afschilferen. Jonge twijgen zien er qua kleur en vorm sowieso dikwijls anders uit dan oudere takken. Dat komt onder andere omdat er nog niet echt kurkvorming heeft plaatsgevonden.
In jonge twijgen zit ook nog veel bladgroenkorrel en/of anthocyaan wat de opvallende kleuren tijdens de winter geeft.
Er zijn struiken die daar effectief om bekend staan:
– de Kornoeltjes,
– de Wilgen,
– en de Bramen.
Hetgeen je op deze foto’s ziet, zijn dus deels struiken die jaarlijks na de winter fors gesnoeid worden om dit niveau kleuring te halen.
Tweejarige takken (of twijgen) hebben nauwelijks diezelfde sierwaarde. Misschien ook nog interessant om te weten: de rood verkleuring is het sterkst als de plant in de zon staat. De takken en twijgen op de zuidkant zijn sowieso meer gekleurd.
Op deze foto’s gaat het over de Cornus ‘Winter Beauty’ en Salix vitellina. Er staat ook een Rubus ‘Silver Fern’ naast het wandelpad. Deze wordt ook fors gesnoeid maar mogelijk (meer misschien in dit geval?) met de bedoeling om ‘m sowieso klein te houden omdat ie ‘vol’ stekels staat.
De meerstammige struiken zijn Prunus serrula en Acer griseum. De stammen die mooi afschilferen zijn Acer griseum. De mooi glimmende mahoniebruine gestreepte bast is van de Prunus serrula.
Een Prunus serrula en Acer griseum worden wel vaak op een hoogstam geënt. In het voorbeeld zijn het meerstammige struiken. Je zal er naar op zoek moeten – naar kwekerijen – die de planten als struik in hun bestand hebben. Houd er ook rekening mee dat ze breed worden en dus plaats nodig hebben.
Je hebt wel het geluk dat het parasol-vormen zijn waar je onderdoor kan wandelen. Prunus serrula heeft een penwortel die diep zal gaan. Op de foto’s zie je die net naast een halfverharding aangeplant. Acer griseum daarentegen is oppervlakkig en fijnvertakt. Deze plant zal betreding moeilijk verdragen. Die zal je bijgevolg ook niet zo snel direct naast een pad vinden. Herinner ook het probleem dat er kan ontstaan van gestelwortels die verhardingen kunnen opdrukken. Maar voor beide telt alleszins wel dat ze stevig wat plaats nodig hebben.
Acer griseum
Cotoneaster lacteus
Viburnum x bodnantense ‘Dawn’ en Euonymus fortunei ‘Emerald Gaiety’
Sarcococca hookeriana var. digyna en Salix alba var. vitellina
BLADHOUDENDE EN GEURENDE HAGEN EN STRUIKEN
De struiken zijn Sarcococca digyna. Ze worden niet hoog en staan net naast het pad in rij aangeplant.
Ze vormen dichtvertakte bossige struiken. Op de foto’s valt het niet op, maar deze variëteit heeft rode twijgen die helder afsteken tegen de groene bladeren.
Vermoedelijk (?) werd de plant met die reden gezet?
Sarcococca ruikt ook heerlijk en valt aan te bevelen om als haagje nabij de woning te zetten. Je hoeft deze struiken niet te snoeien.
De hogere haag is een Eleagnus macrophylla,
maar dat is iets dat je vrijwel niet meer vindt omdat deze planten uit cultuur zijn gehaald.
In de plaats is een ebbingei gekomen met ongeveer dezelfde sier- en gebruikswaarde.
Er staan ook nog bomen met opvallend witte stammen: dat is
Betula ‘Jacquemontii’. Mogelijk is dit nog het meest opvallende in deze wintertuin.
DE GRASSEN OP DE FOTO’S ZIJN:
Stipa arundinacea. Deze staat ook wel eens in de winkelrekken als een Calamagrostis arundinacea.
Dat kan wel voor wat verwarring zorgen. In elk geval: leuk. Vooral ook in de herfst omdat er een mooi oranje-rood-bruine verkleuring optreed.
De plant zal het ook goed doen in een vochtig grasland. Stel dat je een waterpartij zou leggen in de tuin dan zal deze Calamagrostis eigenlijk beter (hoger) groeien dan op droge grond.
Deze plant kan alleszins ook heel goed tegen wisselende grondwaterstanden. Je kan deze dus gemakkelijk op de rand van uw vijver zetten waarvan de waterspiegel tijdens de zomer wel eens flink zakt.
De plant op de foto werd niet gesnoeid voor de winter. Op de foto zie je dus allemaal van die grijze punkkapsels, maar dat is wel leuk om te zien:
mannen worden knapper naarmate ze ouder worden , nietwaar?
Het ander graske: ook een punkkapsel maar wat meer stekelig en geknipt tot een bros:
Festuca glauca. Die kleur is blauwgrijs en is heel goed droogtetolerant. Als dit gras in contact komt met een natte grond, gaat de plant rotten.
Als je dit op schrale grond zet, blijft de blauwe kleur langer en beter behouden.
Je ziet soms wel eens dat zo’n grassen meer groen kleuren in tuingronden: maar dan werd de tuingrond iets te goed bewerkt.
Hoe schraler, hoe liever om de kleur tot z’n recht te laten komen.
Een kleinschalig cultuurlandschap is een secundaire habitat door de mens gemaakt waarvan je (zeker in kleine tuinen) alleen maar kan hopen dat eventuele amfibiesoorten er stand kunnen houden. In onze tuinen zijn (waterrijke – of zelfs eender welke) habitat alles behalve ideaal en vormen ze zeker geen uitnodigende omgeving. Dat komt omdat het allemaal simpelweg te klein is. Hoe goed uw bedoelingen ook zijn… amfibieën hebben ruimte nodig. Bijvoorbeeld poelen met een doorsnee tot 30m zijn algauw te klein. Waar in uw tuin hebt u de plaats om zo’n grote plas te leggen? Niet alleen de waterpartijen maar ook de minimum hoeveelheid landhabitat moet aan een aantal minimum eisen voldoen. In tuinen merk je bovendien dat een kleinschalig cultuurlandschap snel wordt vervangen door datgene wat een tuineigenaar mooi vindt en wat algemeen wordt aanvaard. De gêne tegenover de buren doet ons poetsen, schoonmaken en kuisen. Het gras wordt gemaaid en de plantjes netjes geschikt. De kamsalamander vindt dit allemaal maar niks. Natuurtuinen kunnen wel erg mooi zijn. Natuurtuinen vragen wel veel rust omdat betreding de amfibieën doet wegschieten.
INFORMELE WATERPARTIJEN.
Bij informele waterpartijen is een sterk begrensde vijverrand niet altijd even mooi. Vijverfolie dat wordt bedekt door beplanting en /of substraat maakt het plaatje flink wat mooier. Als u de oevers onder een flauwe helling legt, ontstaat er ook een meer geleidelijke overgang van droge naar vochtige omstandigheden. U zal merken dat vijverranden die op deze wijze worden afgewerkt, tot een grotere biodiversiteit leiden omdat heel wat amfibieën zich makkelijker verplaatsen door een vochtigere habitat (zoals vochtig grasland) en onder een talud-helling van 1:6 tot 1:10. Als er vervolgens bijvoorbeeld een sleedoornstruweel wordt aangeplant met eventueel ook bomen zoals eiken, ontstaat er een meer aantrekkelijke landhabitat. Bomen mogen de poel slechts gedeeltelijk en tijdelijk overschaduwen. Het mag ook niet de bedoeling zijn dat de poel dichtslibt door het blad dat valt.
Liesgras, gele lis, gele waterkers en drijvend fonteinkruid.
Bomen kunnen opritten en terassen beschadigen. Deze schade kan op verschillende wijzen ontstaan en verschillende schadebeelden geven:
Opritten kunnen aangelegd worden zodat wortels minder hinder geven. Het wordt dan wel erg duur :
.
Wadi’s bestaan reeds zeer lang, maar worden vandaag de dag steeds meer naar de voorgrond geschoven om in tuinen een infiltratievoorziening te realiseren, die dus telkens met onregelmatige tussenpozen gevuld zijn met hemelwater. Wadi’s staan dus het merendeel droog. Ze vullen op korte tijd en zijn op korte tijd ook leeg. Wadi’s zijn ook helemaal niet diep. Vaak spreken we simpelweg over een diepte van de wadi-kom van 20 / 30 / 40 cm waarbij de wadi dient voor zowel bodem- als wandinfiltratie. Wadi’s liggen best boven de grondwatertafel. Stel dat er toch grondwater in de wadi zou terecht komen, kan dit ijzerhoudend zijn en oxideren in de wadi-structuur. Als de wadi gevuld zit met grondwater kan hemelwater trouwens niet meer infiltreren. Het is niet de bedoeling dat wadi’s bufferen. Wadi’s lopen dus zeer snel leeg. Bovengrondse infiltratievoorzieningen kunnen gecombineerd worden met ondergrondse infiltratievoorzieningen, dit noemt men dan gemengde infiltratie. Spijtig genoeg kunnen dieren de wadi gebruiken als toilet, wat betekent dat op het infiltratieveld veel fecale verontreiniging kan ontstaan. Wadi-water kan dus een reëele kans op infecties geven. Wadi-water zou je niet als speel-water mogen benaderen, hoe groot de verleiding ook is. Wadi’s mag je niet vergelijken met poelen en vijvers. De helling van de talud is ifv het maaien. Het is niet de bedoeling om er een biotoop van te maken.
BOMEN EN TIJDELIJKE ONDERWATERZETTINGEN
Kijk naar de afbeeldingen hiernaast en boven. Achteraan de wadi staat een boom. Deze boom staat met de onderstam in de wadi-structuur. Niet alle bomen (of misschien beter: onderstammen) zijn geschikt om tijdelijk onder water of zelfs met natte voeten te staan. Op de afbeelding/ontwerp zie je een Acer saccharinum ‘Pyramidale’. De boom staat op het einde van de wadi, voldoende ver van alle verhardingen. Acer s. ‘Pyramidale’ is namelijk oppervlakkig wortelend met sterke vertakkingen en fijne haarwortels en drukt verhardingen omhoog. Ik neem in dit voorbeeld dus aan dat de wadi tamelijk lang onder water staat en de bodem niet zo bijster goed waterdoorlatend is of dat er mogelijk toch een hoge grondwatertafel is. Voorts zet je geen beuk. Beuken kunnen niet tegen verzadigde bodems, wisselende (grond)waterstanden en uitdrogende bodems. Dat is nu net hetgeen een wadi doet. Bedenk hier ook dat er onderstammen, tussenstammen en de uiteindelijke enting van een kroon kan zijn die ten alle tijde verenigbaar moeten zijn, ongeacht de groei-omstandigheden.